Hoofdstuk 4
In den beginne was Kikker en Kikker was groen

De volgende dag kwam hij een kikker tegen

Hoewel Kikker met zijn rood-wit gestreepte zwembroekje net zo’n icoon is geworden als Nijntje van Dick Bruna, begon hij zijn leven bij Klein-Mannetje, een enigszins mistroostige figuur op zoek naar een nieuw huis. Diens oude huis – een kartonnen schoenendoos van de Bata – is na drie dagen en nachten regen totaal onbruikbaar. In die toestand van miezer en hulpeloosheid verschijnt er een kikker die uitkomst biedt. 

 

De volgende dag kwam hij een kikker tegen. ‘Goede morgen Klein-Mannetje! Ik weet een mooi huisje voor je.’ En de kikker nam hem mee naar een lege jampot. 
 

Uit: Klein-Mannetje heeft geen huis (1983)
Uit: Klein-Mannetje heeft geen huis (1983)


De oplossing van dat jampotje was vooral van schildertechnische aard. Max hield zich al een tijdje bezig met de vraag hoe je iets waar je van alle kanten doorheen kan kijken – glas, lucht, water – zichtbaar kunt maken. ‘Bij mij komt alles altijd uit het beeld.’ Om die reden kreeg de kikker met zijn lange achterpoten, lichtgroene buik en groen gevlekte rug ook een gestreepte zwembroek aan. ‘Die zwembroek gaf hem iets onschuldigs, maakte hem anders dan zijn staartloze evenknie in de sloot.’ 

Uit: Klein-Mannetje vindt het geluk (1985) Uit: Klein-Mannetje vindt het geluk (1985)

Een wereld van geluk


Een zomer lang liep Max te piekeren over een mogelijk vervolg op Klein-Mannetje heeft geen huis, maar er kwam geen enkel goed idee langs. Pas toen Sidjanski belde om te horen hoe ver hij was, viel hem de gedachte in dat Klein-Mannetje op zoek was naar geluk en misschien wel een schat kon vinden. Na dat telefoontje kon hij meteen verder.

Hij tekende zijn mannetje zo dat hij iets hoogs moest dragen, anders zou het compositorisch niet kloppen, een stengel met een blaadje eraan bijvoorbeeld. Een bloem was te zoet. En ineens kwam er een klaverblaadje uit zijn penseel. Daarmee was het verhaal rond, want een klavertjevier is pure illusie. Een mens moet het geluk in zichzelf zoeken.

Pas in het derde boek Klein-Mannetje helpt een vriend (1986) krijgt kikker enige invloed op de loop der gebeurtenissen. Kikker gaat zwemmen in de rivier. Het water is helder en fris en hij voelt zich helemaal gelukkig.
 

Uit: Klein-Mannetje helpt een vriend (1986)

Dan vindt hij een fles met een briefje erin. ‘Help, help!’ staat erop. Wie die hulp nodig heeft en waar het slachtoffer zich bevindt, weet niemand. Samen met Klein-Mannetje gaat kikker, nog altijd zonder lidwoord en hoofdletter, op onderzoek uit. Eerst voegt de eend zich bij hen. In haar kielzog volgt een vogel en dan moeder konijn met haar kleintjes. Met elkaar zoeken ze net zo lang tot ze vader konijn gevonden hebben. 

Nog nooit waren ze zó ver van huis geweest. 
Zouden ze nog wel verder gaan…?
Ja, natuurlijk! Een vriend in nood laat je niet in de steek!

Met de reeks over het kale kereltje wilde Max het belang van saamhorigheid benadrukken. ‘De warmte van vriendschap is het enige wapen tegen de ellende in de wereld.’ Dat was wat hij wilde delen met volwassenen én kinderen, de hoop van onze toekomst. Eerst via Klein-Mannetje en vervolgens nog meesterlijker en genuanceerder via Kikker.

Pas in Kikker is verliefd, een prentenboek over het vaakst behandelde thema uit de wereldliteratuur, wordt Kikker – nu met hoofdletter en zonder lidwoord – een personage. Iemand die uiterlijk en innerlijk sterke overeenkomsten vertoont met zijn schepper. Bolle vriendelijke ogen die vol verwachting de wereld in kijken. Brede konen en een grote, sprekende mond. 

Foto: Ad van Son

‘Ik werkte in die tijd heel hard omdat er een kind op komst was. Ik wilde dat kind, zijn moeder, de hele wereld eigenlijk laten zien dat er nog van alles in me zat en dat ik beslist geen oude vader was. In die zin is Kikker is verliefd autobiografisch.’
 

Er is niets mooiers dan een kikker te zijn


Ook in de belevenissen en ervaringen van Kikker en zijn vriendjes wist Max de thema’s aan te boren die hem al zo lang bezighielden: verliefdheid, boosheid, verdriet, dood, angst, eenzaamheid, heimwee, heldendom, vriendschap. Pas na zes avonturen komt Kikker erachter wie hij is en wil zijn: een groene kikker met een rood-wit gestreept zwembroekje die goed kan zwemmen, ver kan springen en het liefst aan de oever van rivier, beek of meer vertoeft. Er is niets mooiers dan een kikker te zijn.

 

‘Ik bof toch maar,’ zei Kikker terwijl hij naar zijn spiegelbeeld in het water keek.
‘Ik ben mooi en ik kan zwemmen en springen als de beste! En ik ben helemaal groen en dat is toevallig ook mijn lievelingskleur.’

 

Uit: Kikker is Kikker (1996)
Uit: Kikker is Kikker (1996)

 

De vriendjes van Kikker


Dat ook Eend, Varkentje, Haas en Rat trekken hebben van hun schepper is natuurlijk niet vreemd. Een mens heeft nu eenmaal meer mogelijkheden en eigenaardigheden.

In Kikker is verliefd is Eend vooral lief, een beetje onnozel maar ook begerenswaardig. Hoewel ze geen kleren draagt – ‘zou toch zonde zijn van dat mooie wit’ – is het volkomen duidelijk dat zij een vrouw is. In latere avonturen wordt de figuur van Eend ook wel genderneutraal aangeduid maar ze houdt de klassiek vrouwelijke trekjes van een nieuwsgierig Aagje dat maar door kwebbelt.  

Haas en Varkentje ontwikkelen zich gaandeweg de verhalen. Varkentje verandert van een lief vrouwspersoon die lekkernijen maakt in iemand die nog altijd zorgzaam is maar ook goed op zichzelf kan staan. Haas, aanvankelijk een tamelijk berekenend type, ontpopt zich tot de vaderfiguur bij wie iedereen terecht kan.

 

 ‘Haas,’ zegt hij, ‘het gaat niet goed met mij.’ 
‘Kom binnen en ga zitten,’ zegt Haas rustig. ‘Vertel eens wat er aan de hand is.’

(uit: Kikker is verliefd)


Voor een juiste diagnose van de door Kikker beschreven verschijnselen raadpleegt Haas een dik boek. In de daaropvolgende boeken zullen we Haas en zijn boekenkast nog vaak samen aantreffen. Eerder een wijze figuur en een intellectueel dan de hardloper die hij van nature is.

Met de figuur van Rat in Kikker en de vreemdeling introduceerde Max een engagement dat twintig jaar later nog actueel is.

 

Er was een vreemdeling komen wonen. Aan de rand van het bos.
‘Volgens mij is het een vieze, stinkende rat,’ zei Varkentje. 
‘Ratten, daar moet je voor uitkijken,’ zei Eend. ‘Het zijn dieven.’ 
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Kikker. 
‘Dat weet toch iedereen,’ zei Eend verontwaardigd. 

 

 

De altijd wat aandoenlijk naïeve Kikker besluit zelf poolshoogte te gaan nemen en ontdekt dan dat Rat een bijzonder nijver beestje is, altijd bezig met timmeren en verven. Vies is hij zeker niet. Hij wast zich iedere dag bij de rivier. Conclusie: de vooroordelen van Varkentje en Eend zijn nergens op gebaseerd. Sterker nog. Rat kan lezen en schrijven en spreekt drie talen. Pas door de (helden)daden die hij verricht, leren de andere dieren hem waarderen. 

Het idee dat een vreemdeling zich moet bewijzen voor hij geaccepteerd kan worden, ondervond wel enige kritiek. Maar daar was Max het niet mee eens.

‘Zo werkt het nu eenmaal. Minderheden moeten altijd het bewijs leveren dat ze deugen voor ze geaccepteerd worden. Wij accepteren mensen met een andere huidskleur en andere opvattingen pas als we er iets goeds of positiefs van gezien of beleefd hebben. Ik zeg niet dat dat goed is, het is een weergave van de werkelijkheid.’

‘Zo werkt het nu eenmaal. Ik zeg niet dat dat goed is, het is een weergave van de werkelijkheid’


Sindsdien is Rat vaker van de partij. Hij redt Kikker van de verdrinkingsdood, komt toevallig aanlopen en neemt Beertje mee uit vissen. Een sportieve en onafhankelijke figuur die niets akeligs heeft, integendeel. Eerder een vader en een goede vriend die Kikker naar huis draagt als heimwee hem kwelt. In de latere afleveringen is Rat vanzelfsprekend onderdeel van het gezelschap dat aan het eind van het avontuur taart etend rond de tafel zit. Want ook dat werd een duidelijk topic in de Kikkerboeken: de maaltijd, picknick, viering waar alle vrienden bijeen zijn.

Uit: Kikker is bang (1994)
Uit: Kikker is bang (1994)

Olifant en Krokodil


Tegenover de voornamelijk lieve wereld van Kikker, Eend, Varkentje, Beer, Haas en Rat staat de veel hardere, boze buitenwereld van Olifant en Krokodil. Krokodil is niet al te standvastig en neigt naar het gemene, het berekenende waar iedereen wel iets van heeft. ‘Hoewel, dieren kunnen niet slecht zijn. Slecht is een eigenschap van mensen. Die kunnen kiezen. Dieren doen wat ze moeten doen.’ Olifant is meer de onhandige goedzak die wat al te gemakkelijk over zich heen laat lopen tot het hem ineens te veel wordt.  

De eigenaardigheden van Krokodil en Olifant boden gelegenheid weer heel andere aspecten van het leven te verbeelden. In Trompet voor olifant (1990) bijvoorbeeld wordt een burenruzie uitgevochten. Op een dag kan Krokodil het getrompetter van Olifant niet langer verdragen. 

Uit: Trompet voor Olifant (1990)
Uit: Trompet voor Olifant (1990)


Hij pakte zijn pneumatische boormachine en viel met hels lawaai op de muur aan!
Dat was te veel voor Olifant. Van schrik sloeg hij achterover. Nu ging Krokodil toch echt te ver!
Snel haalde Olifant zijn hamer uit de schuur en sloeg zo hard als hij maar kon tegen de muur. En nog eens, en nog eens…
Tegen zoveel geweld was de muur niet bestand. Met donderend geraas stortte hij ineen. Daar stonden de beide kunstenaars oog in oog, totaal verbluft.
‘Zo had ik het niet bedoeld,’ stamelde Olifant. ‘Mag ik je een kop thee aanbieden?’ Dat sloeg Krokodil niet af.
Toen dronken de muzikanten thee en spraken over hun liefde voor de muziek. ‘Waarom spelen we niet eens sámen!’ zei Olifant. ‘Dat is een goed idee!’ antwoordde Krokodil enthousiast. Meteen haalde hij zijn viool onder het puin vandaan. 
En toen begonnen die twee samen te spelen. Een, twee, drie, vier, precies in de maat. Urenlang, dagenlang! Het klonk steeds beter en ze wisten niet meer van ophouden.

Twee weken nadat Max dat verhaal had bedacht, viel de Berlijnse Muur. Alle critici beweerden dat hij slim gebruik had weten te maken van de actualiteit, maar in feite was het precies andersom. De actualiteit onderstreepte iets wat al in het verhaal besloten lag. 

Anders dan in de traditionele fabel hebben Kikker, Varkentje, Eend, Haas en Rat naast hun natuurlijke, dierlijke trekken een eigen persoonlijkheid. Ze moeten altijd iets doen of beleven, rechtop lopen, dragen vaak een kledingstuk – trui, vest, sjaal, broekje – en zijn net als hun schepper tamelijk leeftijdloos. Ze geloven in loyaliteit en eerlijkheid, trouw en vriendschap. Ze zijn aardig, zelden argwanend, agressief of onaangenaam en worstelen met algemeen menselijke problemen als dood, verliefdheid, angst, verdriet, onzekerheid. Daardoor lijken ze op mensen zonder het te zijn. 

Omdat de pointe meer in de emoties ligt dan in het opgeheven vingertje aan het slot zijn de verhalen van Velthuijs eerder overdenkingen, levenslessen en filosofische bespiegelingen dan waarschuwingen. Hij houdt zijn lezers een spiegel voor, laat zien hoe ‘mensen’ in elkaar zitten, wat ons beweegt. Niet vanuit een geloof of een overtuiging maar vanuit het leven zelf.

Uit: Olifant en de tijdmachine (1997) Uit: Olifant en de tijdmachine (1997)

 

Op een mooie zomerdag liep Olifant tevreden door zijn tuin. De bloemen bloeiden en alles stond er prachtig bij. Wat is het leven toch fijn, dacht hij.
Zo mag het eeuwig duren. 

 

Dan komt hij zijn vriend Krokodil tegen die hem feliciteert:

‘Alweer een jaartje ouder,’ zei Krokodil hartelijk.
‘Hoe oud ben je nu?’
‘Ik zou het niet weten,’ zei Olifant. ‘En het maakt toch ook niets uit.’

Dit naïeve tijdsbesef verdwijnt als hij van Krokodil een machine krijgt waarmee hij de tijd kan meten. Aanvankelijk geniet Olifant volop van zijn cadeau. Het apparaat en de koekoek die eruit tevoorschijn komt, brengen rust en orde in zijn leven. Tot hij ervaart hoe snel de tijd verstrijkt.

Uit: Olifant en de tijdmachine (1997) Uit: Olifant en de tijdmachine (1997)

 

Zat hij ’s avonds lekker te lezen, riep het vogeltje twaalfmaal.
Wat, dacht Olifant, alweer een dag voorbij.

Het begrip tijd blijkt uitermate ingewikkeld. Wat is het eigenlijk en hoe gaan we ermee om? Want ook nadat Olifant zijn klok stuk heeft getrapt, blijkt de tijd gewoon door te tikken.

‘Kijk daar maar eens.’
En hij wees naar de horizon.
Olifant keek en zag de zon die net onderging.
‘De ondergaande zon, dat is iedere dag zo,’ zei Olifant.
‘Juist,’ zei Krokodil, ‘dat betekent dat er weer een dag voorbij is. Wij zijn allemaal weer een dagje ouder!’

Ook zonder de dwangbuis van de machine, tikt de tijd verder. Iedereen wordt ouder en wijzer. En als je heel oud bent, dan ga je dood. 

 

Uit: Kikker in de kou (1992)

Hoewel zijn prenten dus van alles te zeggen hebben of vertellen, zag Max zichzelf meer als tekenaar dan als schrijver. ‘Tekenaars worden vaak op een lager plan gezet dan schrijvers en dat is knap irritant voor iemand die verhalen vertelt met zijn tekenpen.’ Voor hem bleven prenten de hoofdmoot en was de tekst ondersteunend.

In een discussie met zijn vele fans benoemde een pienter joch hem om die reden tot ‘schrijvenaar’ en daar was hij zeer content mee.